Ik had nooit gedacht dat ik nog eens een verhaal voor Frnkfrt zou beginnen met een opmerking over The Shepherds, dat über-keurige folktrio uit IJmuiden, dat in de jaren zestig en zeventig bekendheid genoot met nette volksliedjes met een religieus randje. Eigenlijk gaat dit verhaal ook niet primair over The Shepherds, maar over de Amsterdamse pianiste Nora Mulder die deze week de Willem Breuker Prijs kreeg. En om heel eerlijk te zijn wil ik het ook niet per se over die prijs hebben, maar vooral over het afgelopen zomer verschenen album ‘Picatrix’, dat Mulder maakte met violiste Mary Oliver en zangeres en stemacrobate Greetje Bijma. Geen Nederlandse plaat heeft wat mij betreft dit jaar zo’n impact als ‘Picatrix’.
Ik zie Nora Mulder al jaren op podia waar de programmering wat spanning betreft de middelmaat overstijgt. Ik schreef zelfs ooit over haar voor Frnkfrt — jaren geleden toen ze met de groep Trolleybus in het Bimhuis speelde.
Dat laatste woord mag letterlijk genomen worden. Muziek is bij Mulder altijd ‘spelen’. Homo Ludens. Ondanks een strenge academische muziekopleiding en het vermogen om het complexe werk van hedendaagse componisten van partituur te spelen. Ze is gretig en grenzeloos, bouwt even gepassioneerd aan het interactieve ‘Abstractiepark7090’ als dat ze met saxofonist Yuri Honing een hedendaagse bewerking van Schuberts ‘Winterreise’ uitvoert. Haar duo met zanger- en stemkunstenaar Han Buhrs, het Ensemble Extra Ordinair, maakt gebruik van de snijboonsnijderflapperbongo, terwijl ze zich op een cd met werken van Xenakis tot de concertvleugel beperkt.
In het juryrapport bij het verkrijgen van de Willem Breuker Prijs wordt de pianiste geprezen om haar veelzijdigheid. Dat ze zoveel verschillende dingen doet. In een interview met Het Parool, eind oktober, sprak Mulder dat laatste echter tegen: ,,Ze komen allemaal uit hetzelfde brein.’’ (2) Je zou ook kunnen zeggen: Ze komen allemaal spelend tot stand.
Bij de uitreiking van de prijs in het Bimhuis afgelopen maandag, trad Nora Mulder op met haar drie meest actuele projecten. Daarbij ook het trio met Oliver en Bijma, wat voor mij eigenlijk de belangrijkste reden was om er naar toe te gaan. Zo vaak is dit ensemble, dat in 2017 ontstond op uitnodiging van het Utrechtse festival Le Guess Who?, namelijk niet op het podium te zien.
Wat het album ‘Picatrix’ zo fantastisch maakt is de volstrekt ongeforceerde wijze waarop gemusiceerd wordt. Het drietal toont persoonlijkheid zonder ego’s op te dringen. Het overschrijdt geen grenzen maar negeert ze, zodat je op een gegeven moment geen idee meer hebt of je nu naar hedendaags klassiek, jazz of volksmuziek luistert. Het is gewoon muziek geworden.
Zo lijkt er ook geen onderscheid meer te zijn tussen gecomponeerd en geïmproviseerd. Al is ‘Birds’ weldegelijk een bewerking van het door burgerrechten activisme geïnspireerde ‘Caged Bird’ van de Afro-Amerikaanse zangeres Abbey Lincoln.
Maar soms zijn de verwijzingen nog vager en duidelijker tegelijk. En hier komen The Shepherds dit verhaal binnen. In 1967 of 1968 haalde ik bij de buurtplatenwinkel voor één of twee kwartjes een vinyl-singeltje van The Shepherds uit de uitverkoopbak. Waarom ik dat deed is mij nog steeds en raadsel, want ik was — ook als twaalf- of dertienjarige — absoluut geen liefhebber van dat trio. Misschien kocht ik het wel voor mijn ouders. Zij hielden van de muziek van The Shepherds en we hadden in die tijd net onze eerste pick-up aangeschaft en vond ik het leuk om ook muziek voor hen te kopen.
Enfin, op de A-kant van het plaatje stond de Amerikaanse folksong ‘Shenandoah’ en op de B-kant ‘The Water is Wide’, een van oorsprong eeuwenoude Schotse folksong die begin twintigste eeuw z’n weg vond naar Amerika en daar populair werd gemaakt door Pete Seeger. Maar dat wist ik allemaal nog niet, eind jaren zestig. Uitgerekend dat liedje ging mij echter wel steeds meer fascineren, zodat ik het plaatje ook keer op keer bleef draaien. Met The Shepherds op zich had dat niets te maken — daar vond ik nog steeds niks aan. Het werd ook geen ‘guilty pleasure’, of zo. Dat vind ik zo’n vals flauwekulbegrip. Je vindt iets mooi of je vindt iets niet mooi. En wat ik mooi vond was de melodie van ‘The Water is Wide’. Niets meer of minder dan dat. En dan, in 2019, is daar plotseling dat album van Nora Mulder, Mary Oliver en Greetje Bijma. En daarop staat het lied ‘Wally Wally’. Bij de eerste gestreken noten van het intro door Mary Oliver begint er al wat te kriebelen.
En dan zingt Bijma die eerste zin: ‘The water is wide, I cannot get over’, terwijl Mulder precies op ‘Wide’ en op de eerste lettergreep van ‘over’ met haar vingers over de pianosnaren strijkt alsof het een harp is. Schitterend.
Het verwarrende is dat ‘Wally Wally’ de titel is van de vroegste versies van het lied en dat Bijma de twintigte eeuwse versie zingt, zoals die ook door Pete Seeger op de plaat is gezet. En door de Shepherds dus. Maar wat weten Mulder, Oliver en Bijma er een diepte in te leggen. Bij het tweede couplet gaat Mulder van het ‘harp spelen op de piano’ over op het accentueren van de basnoten. En daarna is e ruimte voor improvisatie, waarna de song wordt afgesloten met een derde — maar eigenlijk het vijfde couplet.
Het is niet fair om de klasse van ‘Picatrix’ louter aan die song op te hangen. Het hele album laat zich beluisteren als een elixer; een baken tussen al die andere stukken die klinken als een muzikale wildwaterbaan. Zoals ook het optreden van het trio in het Bimhuis de luisteraar alle kanten op stuurt. Gewoon naspelen van de nummers van de plaat past geen van het drietal — en zeker Mulder niet. Dus worden ook degenen die het album reeds hebben van de ene naar de andere verrassing geslingerd. Bijma is het meest theatraal — maar dat is ze altijd geweest. ‘Blues is following me!’ improviseert ze. En ze roept dat ze ‘Schwarze Kaffee’ wil, terwijl haar woorden omlijst woorden door Oliver en Mulder. Speels en spannend.
‘Picatrix’ is de titel van een middeleeuws Arabisch boek over magie en astrologie. Op de voorkant van het cd-hoesje is een foto van een vliegenzwam afgebeeld. Rood met witte stippen. Vrolijk en tegelijk magisch. En gevaarlijk. Maar als je er voorzichtig mee omgaat kan het inzicht geven. Een vrije geest. En van alle meer en minder poëtische metaforen die in de loop der eeuwen voor ‘muziek’ zijn gebruikt is ‘magie’ toch wel één van de betere. Zeker in het geval van Nora Mulder. -Peter Bruyn